Acht maanden intensieve zorg: van crisis naar structuur
Aankomst in crisis
Meneer arriveerde vanuit het ziekenhuis, luid roepend en zichtbaar overstuur. De rolstoel werd overgenomen van zijn zoon, terwijl de rest van de familie gespannen en emotioneel volgde. De situatie was al maanden daarvoor geëscaleerd. Meneer, gediagnosticeerd met Alzheimer en een urineweginfectie, verbleef inmiddels in een setting met forse beperkingen: overdag in een rolstoel met blad, ’s nachts in een Poseybed, in een plukpak en met medicatie. De overdracht was helder: de situatie in het vorige verblijf was onhoudbaar geworden door ernstig probleemgedrag en de bijbehorende gezondheids- en veiligheidsrisico’s.
Van dwang naar vertrouwen
Op verzoek van zijn echtgenote, die de situatie als ‘onmenselijk’ omschreef, hebben wij binnen twee weken alle dwang- en drangmaatregelen afgebouwd. Dit gaf ons als D-zepteam richting voor het traject dat volgde: geen dwang, ruimte geven en proberen te begrijpen, begeleiden en waar mogelijk oplossingen te vinden. De intensieve zorg zou acht maanden duren, met voortdurende evaluatie en bijstelling.
Wat volgde was een multidisciplinaire aanpak waarbij vrijwel elk lid van het team betrokken was: onze specialist ouderengeneeskunde, psycholoog, VPK, GVP, woonondersteuners, fysiotherapeut, ergotherapeut, collega’s van welzijn en onze specialist in zorgtechnologie. We werkten systematisch: hulpvragen werden in kaart gebracht, interventies werden afgestemd en iedere week bespraken we de voortgang tijdens de gedragsvisite. Er werd een crisisontwikkelingsmodel opgesteld, een omgangsadvies geschreven en telkens bijgesteld. Maar we werden ook regelmatig ingehaald door de praktijk: plotseling gedrag van meneer of een onverwachte verandering in bijvoorbeeld zijn lichamelijke toestand.
De zorgzwaarte in deze casus was best pittig. De nachten waren zwaar; meneer schreeuwde intens, 6 tot 8 urenlang, wat de veerkracht van onze nachtdienst op de proef stelde. Overdag gold een strak dagschema, samengesteld door een sub-werkgroep met focus op balans tussen ‘prikkelregulatie en interventies’.
De kracht van familiebetrokkenheid
Essentieel in dit traject was de samenwerking met de familie, met name de echtgenote. Als zorgcoördinator betrok ik haar bij elke stap: “Is dit herkenbaar? Wat denkt u dat hij hiermee probeert duidelijk te maken? Denkt u dat het klopt wat wij denken?” Zij en haar echtgenoot waren al 60 jaar een twee-eenheid: mevrouw deed bijvoorbeeld het denkwerk, meneer voerde het woord. Mevrouw schuwde geen enkel thema, alles voor het verlichten van de lijdensdruk van haar geliefde echtgenoot. Vanuit onze opgebouwde vertrouwensband kon ik met haar spreken over het seksueel ontremde gedrag van haar man. Wat lag er onder dit gedrag? Wat zijn de mogelijke risico’s? Zo legden we samen de puzzel, stap voor stap, hoe pijnlijk dat ook voor haar was.
Wat we van deze casus kunnen leren
Het beeld van meneer, kwetsbaar, opgesloten in het Poseybed, met vele pogingen om eruit te geraken, en met veel energie schreeuwend, staat nog scherp op mijn netvlies. ‘Lijdensdruk in het Poseybed zeer hoog,’ heb ik geloof ik gerapporteerd. De dwangmaatregelen die in eerste instantie werden ingezet, leken het gevolg van onmacht en handelingsverlegenheid. Een vroegtijdige consultatie bij D-zep had mogelijk veel leed kunnen besparen. Vandaar ook dat ik hoop op een betere bekendheid van D-zep.
Inmiddels woont meneer op een reguliere PG-afdeling, wij onderhouden contact met de collega’s aldaar. “Petje af voor jullie prachtige werk,” zei mevrouw bij het ontslag van meneer. Het grootste compliment kwam toch van meneer zelf, die in de laatste weken weer nu en dan comfortabel in een normaal bed ging slapen, onder de dekens, in plaats van rechtop in zijn stoel.