Scholingsprogramma
De doelgroep mensen met dementie en zeer ernstig probleemgedrag bestaat uit mensen met multipele zorgproblemen als gevolg van dementie, die allerlei typen gedrag vertonen dat zeer ernstig is door de intensiteit, frequentie en/of langdurigheid waarmee het voorkomt en de onvoorspelbaarheid en moeilijke hanteerbaarheid voor de omgeving. Het gedrag kan veroorzaakt dan wel versterkt worden door zowel cliëntgebonden factoren – zoals zeer hoge prikkelgevoeligheid en het vaak voorkomen van psychiatrische symptomen die niet dementie gerelateerd zijn – als door factoren uit de omgeving. Het gedrag leidt bovendien tot gevaar en lijdensdruk voor de cliënt en/of diens omgeving en tot handelingsverlegenheid en overbelasting van de omgeving.
Cliënten met dementie en zeer ernstig probleemgedrag vertonen gedrag dat:
Een cliënt behoort tot deze doelgroep wanneer een reguliere behandeling en verblijf in het verpleeghuis vastloopt.
Menselijk gedrag ontstaat vanuit een complexe interactie van biologische, psychologische en sociale en fysieke omgevingsfactoren (bio-psycho-sociaal model).
De bepalende factor of en in hoeverre het gedrag als probleem voor de cliënt en diens omgeving wordt ervaren, is niet het gedrag zelf, maar het effect van het gedrag. In hoeverre gedrag als een probleem wordt ervaren, is afhankelijk van de context en van de waarneming en verwachtingen van de betrokkenen (Zuidema et al. 2018).
Binnen de doelgroep van D-zep wordt er op dezelfde manier naar zeer ernstig probleemgedrag gekeken.
Het behandeltraject op of vanuit een gespecialiseerde D-zep afdeling is gericht op het hanteerbaar maken of uitdoven van het gedrag met als doel het ernstige nadeel voor de omgeving en/of cliënt op te lossen. Het belangrijkste uitgangspunt is hierbij het verbeteren van de kwaliteit van leven en leefsituatie van de cliënt (en diens omgeving).
Er vindt een brede observatie en methodische analyse plaats (bijv. met DSA/STIP, Sta Op, Grip, Dimentiemodel, DICE, ABCs). Analyse gebeurt met ondersteuning van meetinstrumenten (bijv. NPI-Q, CMAI, GDS, GAS) door een gespecialiseerd multidisciplinair team. Ook worden voorgeschiedenis, levensgeschiedenis en persoonskenmerken geïnventariseerd. Hierbij is samenwerking met naasten belangrijk.
Na deze analyse wordt een werkhypothese gemaakt over het gedrag en de beïnvloedende factoren en worden behandeldoelen opgesteld en interventies van het multidisciplinaire team bepaald. Naasten worden ondersteund en zo mogelijk meegenomen in het toepassen van de interventies.
De focus van de behandeling ligt op het aanpassen van de context d.m.v. specifieke benaderingswijze (denk hierbij aan aansluiten op gedrag, vroegsignalering, miMakkusmethode, methode Focussen). Ook wordt veel aandacht besteed aan prikkeldosering (in ruimte en dagstructuur), passende daginvulling en vaktherapeutische behandeling. Medicatie kan ondersteunend aan de behandeling worden ingezet.
De werkhypothese en de effecten van de interventies worden cyclisch geëvalueerd totdat er sprake is van de eest optimaal haalbare situatie en daarna wordt er in samenspraak met naasten gekeken naar een passende woonomgeving.
Zodra de behandeldoelen zijn gerealiseerd/gedrag is gestabiliseerd en een passend en effectief benaderingsadvies is opgesteld, verhuist de cliënt naar een passende woonsetting en volgt een warme overdracht.
Tijdens het behandeltraject is samenwerking met en ondersteuning van naasten belangrijk.
Kennisnetwerk D-zep is sinds 01-01-2024 een geaccrediteerd Kennisnetwerk met een Kenniscentrum, 12 Regionale Expertise Centra (REC) en 2 Doelgroep Expertise Centra (DEC). Vanuit de REC en DEC wordt zowel opnamecapaciteit op een gespecialiseerde afdeling als gespecialiseerde consultatie geboden.
Naast dit onderwerp hebben we nog een aantal links die wellicht interessant voor je kunnen zijn.